SER-advies Sociale Ondernemingen
De Sociaal-Economische Raad heeft vrijdag 22 mei unaniem het verkennende advies Sociale ondernemingen vastgesteld. Met het advies levert de raad belangrijk grondwerk voor het vaststellen van de rol en positie van sociale ondernemingen. Ook doet de raad aanbevelingen aan sociale ondernemingen hoe zij hun maatschappelijke waarde zichtbaar kunnen maken en kunnen vergroten. Het advies is een reactie op een adviesaanvraag van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De SER liet een korte animatiefilm maken om het advies inzichtelijk te maken en de belangrijkste aanbevelingen te delen.
Kroonlid Mirjam van Praag was voorzitter van de commissie die het advies voorbereidde. Volgens Van Praag leven er veel verschillende beelden over sociale ondernemingen. Er zijn zowel sceptici criticasters als ook ‘believers’. De veelheid aan meningen en opvattingen is niet verbazend want er is heel weinig bekend over sociale ondernemingen. De meningen zijn dan ook niet altijd op feiten gebaseerd.
Volgens de SER zijn sociale ondernemingen onderdeel van een ondernemingscontinuüm. Aan de ene kant zitten de ondernemingen die vooral een maatschappelijk doel nastreven en aan de andere kant de ondernemingen die vooral winst nastreven. Sociale ondernemingen zitten in het midden van dit continuüm. Belangrijkste constateringen van het SER-advies zijn volgens Van Praag:
- nader onderzoek naar het fenomeen sociale ondernemingen is noodzakelijk omdat er zo weinig cijfers over hun impact bekend zijn
- vooral het veld zelf is hierbij aan zet
- de rol van de overheid is agenderen en faciliteren. Harde beleidsmaatregelen zijn volgens de SER niet nodig en niet wenselijk, ook omdat er geen harde definitie is te geven van een sociale onderneming.
- de overheid zou kritisch moeten kijken naar haar rol als inkoper.
Enkele actiepunten uit het advies zijn: impactmeting door middel van een kenniscentrum, meer samenwerking tussen sociale ondernemingen en platforms en onderzoek naar een ‘label’.
Titia Siertsema van UNETO-VNI voerde het woord namens de drie ondernemerscentrales. Zij benadrukte dat bedrijven bij uitstek in staat zijn om maatschappelijke problemen op te lossen. Sociaal ondernemerschap is daarbij een van de vele verschijningsvormen, waarbij de maatschappelijke impact voorop staat. Volgens Siertsema heeft de overheid een taak bij het verbeteren van de impactmeting en het vergroten van de zichtbaarheid van sociale ondernemingen. Dat kan ook bijdragen aan betere financiering en zichtbaarheid bij overheidsaanbestedingen. Een van de middelen om zichtbaarheid te vergroten is bijvoorbeeld een label. Hierbij is het van belang niet te vervallen in juridisering, door aparte rechtsvormen. Daarmee zou het maatschappelijk initiatief namelijk eerder worden beknot dan vooruit worden geholpen. De ondernemerscentrales zijn dan ook blij met het pragmatische advies zoals dat nu is geschreven.
FNV-bestuurder Ruud Kuin sprak namens de drie vakcentrales. De bonden juichen volgens hem toe dat ondernemers oog hebben voor andere zaken dan winst alleen. Zij willen dan ook graag meewerken aan het wegnemen van hobbels die sociale ondernemingen in de weg staan. Bovendien bieden sociale ondernemingen werkgelegenheid voor werkzoekenden die anders zonder werk komen te zitten. Ook dit juichen de vakcentrales uiteraard toe.
Wel merkt Kuin op dat sociale ondernemingen niet bedoeld zijn om het gat te vullen dat de overheid creëert met het sluiten van de sociale werkvoorzieningen. Hij wil hiervoor waken.
Het is voor de vakcentrales van groot belang om de positie van werknemers goed te waarborgen. Sociale ondernemingen moeten niet meegaan in de trend van het verplichten van mensen om zonder loon te werken.
Kroonlid Leo Stevens hield een warm betoog waarin hij het SER-advies betitelde als een bijzonder en boeiend rapport met een evenwichtig oordeel. Met alle uiteenlopende standpunten over sociale ondernemingen in zijn achterhoofd pleit Stevens voor een nuchtere houding ten opzichte van het fenomeen. De SER heeft de neiging om veel te kwantificeren. Dit heeft tot gevolg dat er vaak naar onmogelijkheden wordt gekeken. In de raad moet ook ruimte zijn om te kwalificeren. Dat doet dit advies prima, aldus Stevens.
Dit betekent niet dat hij een zweverige houding ten opzichte van sociale ondernemingen voorstaat. Hij waarschuwt echter voor cynisme want dat is verzurend voor een samenleving. Enthousiasme en inspiratie zijn veel belangrijker want dit bevordert innovatie en brengt het goede in een samenleving naar boven.
Arjan Vliegenthart, wethouder Werk, participatie en inkomen van de gemeente Amsterdam, trakteerde de raad op een heldere presentatie over sociaal ondernemerschap in zijn stad. Amsterdam is actief met sociaal ondernemerschap en wil zich hiermee profileren.
Het advies kunt u hier te downloaden.